Over de Hiërarchieën van de engelen. De tweede Hiërarchie.

31-12-2022 Recensie van Lieke van der Ree

In de Kersttijd van 2018 verscheen het boek ‘Over de Hiërarchieën van de engelen. De derde Hiërarchie’1. Nu is een dergelijke uitgave voor de Kersttijd 2019 in voorbereiding over de tweede Hiërarchie, met daarin de weergave van een in het Kiental gehouden seminar. Dit boek is een vertaling van een al eerder in het Duits verschenen boek.2 

In het ‘Tijdschrift voor Levend Denken’ (april 2019) schreef ik al over het eerstgenoemde boek, over de engelen, aartsengelen en oerkrachten. Door ons actief in te leven in wat in dit boek over hen geschreven is, door mee te oefenen, konden we er een vermoeden of zelfs een zekerheid van krijgen dat zij werken in het gebied van het denken en ons heel nabij zijn. In dit nieuwe boek beschrijft Mieke Mosmuller dat de engelen van de tweede Hiërarchie, de Exusiai, Dynamis en Kyriotetes, vooral werken in het gebied van het voelen. Maar het zal duidelijk zijn, dat dit niet het alledaagse voelen is, zoals we ook niet door een alledaags denken, maar alleen door een rein denken de wereld van de derde Hiërarchie kunnen bereiken. 

Maar hoe vinden wij nu de moed om deze hoge wezens te naderen, waarom is het belangrijk om die moed te vatten, en hoe gaan we dan te werk? 

Mieke Mosmuller: ‘Je kunt natuurlijk, als je je voorstelt dat de engelen al ver boven ons verheven zijn, en je je dan de aartsengelen voorstelt, die nog eens zo’n trede hoger staan dan de engelen, en dan de Archai, die nog een trede hoger staan, volledig radeloos worden. En dan kom je bij de Exousiai – tweede Hiërarchie -, Dynamis en Kyriotetes, en deze zijn zo veel verhevener dan de reikwijdte van ons voorstellingsvermogen, dat wij daar eigenlijk met onze aards geworden ziel helemaal niet bij kunnen komen. Dat is dus de ene kant. Maar de andere kant is, dat er in ons activiteiten zijn, die met de Hiërarchieen verwant zijn, zelfs één zijn. En als wij deze activiteiten ontplooien, dan is het zo, dat we ook werkelijk met deze hoge wezens één zijn. Dat is de andere kant. 

Dus enerzijds zijn ze veel te ver weg om de moed te vatten hen te willen naderen, maar anderzijds zijn zij voortdurend geheel één met ons, zijn wij één met hen, omdat we in onszelf menselijke mogelijkheden, menselijke activiteiten kunnen hebben, die geheel één zijn met deze Hiërarchieën.’ 

Vervolgens zegt zij, dat ze met ons deze gebieden in onszelf wil opzoeken waar de Hiërarchieën werkelijk zijn. Zij gaat daarbij altijd uit van het reine denken. Waarbij dit reine denken zich alleen ontwikkelen kan, als een voelen het draagt- demoedig, geestbestendig, moedig, geestkrachtig. 

‘Maar dan moeten we het ongeloof overwinnen. Want het wezen van het ongeloof zit er natuurlijk voortdurend tussen, dat zegt: ‘Ja, maar dat gaat toch niet, als ik de activiteit van een wezen van de hogere Hiërarchieën slechts belevend denk – dan wil je mij toch niet zeggen, dat ik dan daarmee één ben!’ En aan de andere kant is het voor sommige mensen ook weer zo gemakkelijk, zich onmiddellijk met deze wezens één te wanen. Dat zijn dus natuurlijk de beide polen waartussen wij gesteld zijn. 

Maar in het reine denken laten zij los, daar kunnen zij niet mee, de wezens van het ongeloof en de hoogmoed. In het reine denken kunnen deze beide tegenmachten niet mee. Wanneer wij daar dus sterk worden – het gewone, abstracte reine denken is niet voldoende, het moet sterk worden -, dan heeft het ook geloofskracht. Dan weet je op een bepaald moment ook, dat je ook werkelijk met een wezen of een rij wezens op gelijke hoogte bent, te midden van hen bent. Dus niet als piepklein wezentje, dat toch niets klaarspeelt, maar voor ogenblikken mag je je daar dan werkelijk met de wezens van de hogere Hiërarchieën één voelen. 

Dat is het wonderbaarlijke dat zich in de Platonische school zo sterk laat zien. Maar niet alleen daar, want we hebben natuurlijk bij Thomas van Aquino de ondertussen beroemde zin, dat wanneer de gedachte en de denker één en hetzelfde zijn, dan datgene wat zich in de denker vormt, namelijk het woord of het begrip, dan gedachte van de geest is welke gedacht wordt. Daar wordt eigenlijk hetzelfde gezegd, namelijk: Wanneer de denker in staat is, werkelijk met zijn gedachten, zijn reine gedachten, de geest te denken, dan is hij op dit moment werkelijk één met deze geest, niet alleen met de eigen geest, maar ook met de geesten die je op deze wijze denken kunt.’ 

8321CE0E-3073-4819-A37A-136D789DFDB9_4_5005_c

Dat is de eerste stap, het is een geweldige stap, die we de eerste dag misschien niet kunnen maken, maar in ieder geval kunnen proberen te denken. En als we ons in het denken ervan bewust zijn dat deze stap bestaat, dan ontwaken we. En we zullen weten, dat in datgene wat we de komende nog resterende drie dagen zullen doen, namelijk ons denkend, belevend, dus voelend, in bepaalde kwaliteiten van de tweede Hiërarchie verdiepen, dat we daarin dan ook één met deze wezens zijn. Dat wij hen ook werkelijk ontmoeten en niet alleen maar tegenover elkaar staand ontmoeten, maar ook werkelijk één met hen zijn – zo dat we datgene hebben wat we in de mooiste momenten van het leven met andere mensen kunnen hebben, als we een werkelijke ontmoeting hebben en dan een brug tussen het ene ik en het andere ik helemaal niet nodig is, want je bent één, je hebt geen brug meer nodig. 

Wij kennen deze momenten, die als een genade over ons komen, natuurlijk allemaal. Maar ik heb altijd de vaste overtuiging gehad, dat de mens de mogelijkheid heeft om deze momenten te scheppen, dat je dus niet alleen maar van het karma afhankelijk bent, of ze ook komen in het leven, maar dat het mogelijk is – ik wil niet zeggen in iedere ontmoeting, want er is soms veel te veel spanning en dan gaat het niet, maar toch in veel ontmoetingen -, dit te hebben, dat je niet eens een brug bouwt omdat je voor ogenblikken helemaal één met elkaar bent.’ 

Als we dit horen, hoeven we ons toch eigenlijk niet meer af te vragen waarom we deze weg zouden gaan, waarom we een brug zouden bouwen, ja die zelfs over zouden gaan. De meesten van ons kennen toch die belevenis, dat je niet meer tegenover een ander mens staat, maar je je met hem één voelt. Als dit ook mogelijk is met een wezen uit de hogere Hiërarchieën, wat een zegen is dat, voor onszelf maar ook voor de wereld om ons heen waarnaar dit uitstraalt. 

Omdat deze bijzondere belevenissen niet plaatsvinden als we in ons alledaagse denken ons een beetje ‘laten gaan’, doet Mieke Mosmuller de oproep, om eens af te zien van alle oordelen en met elkaars gedachten te leven alsof het de eigen gedachten zijn. Dat is eigenlijk voorwaarde om ons te kunnen verheffen tot de tweede Hiërarchie, de Hiërarchie van de harmonie, van het hart, van het midden. Dan kunnen we echt beleven, wat vriendschap is, wat harmonie tussen mensen is. 

Vanzelfsprekend vraagt dat innerlijke activiteit. In ieder boek van Mieke Mosmuller, ook in dit boek, worden we hiertoe opgeroepen. Er is altijd in eerste instantie een afgrond – tussen mensen onderling – tussen de mens en de natuur – tussen de mensenziel en de geestelijke wereld. Als de mens dan het verlangen heeft om de kloof te overbruggen, gebeurt dat niet zomaar automatisch, je moet weten hoe je dat kunt doen, ook al is iedere weg strikt individueel. En weten is niet genoeg, we moeten doen, we moeten willen. In Mieke Mosmullers roman De wijsheid is een vrouw 3 zegt Agnes, nadat zij door vele crises is heengegaan: ‘Opeens zag ik een brug...ver weg weliswaar, maar niet onbereikbaar. Ik ben zelf die brug, Maria – hij moet nog worden gebouwd. Ik voel een werklust als nooit tevoren!’ 

Als wij ook die werklust in ons voelen, dan staan in dit nieuw te verschijnen 2e deel van het drieluik over de Hierarchieën weer heel veel prachtige oefeningen voor studie en meditatie. Uitgebreid wordt een citaat behandeld uit Rudolf Steiners ‘Philosophie und Anthroposophie’ (GA 35), waarin op filosofische wijze de kloof tussen Ik en wereld wordt overbrugd. Het Ik moet zelf de brug vormen – en als we met Mieke Mosmuller mee oefenen kunnen we Rudolf Steiner volgen bij zijn grandioze ontdekking van het werkelijkheidsdenken dat dan ontstaat. Als we de driegelede activiteit van het Ik ontdekken, waar het ik, het denkende ik en de gedachte één zijn, dan klinkt glorieus: 

‘Hier heeft de mens een punt gevonden, waar hij de realiteit vat. Het grote drama waarin de volwassen mens gevangen is, namelijk dat hij zichzelf en de wereld door een onoverbrugbare afgrond gescheiden moet denken – ik ben hier en daar is al het overige, en ik kan met mijzelf niet in dit overige binnen-, dat is in het ik overbrugd. En wanneer je dan met dit ik in de werkelijkheid, in de geschapen werkelijkheid – die al aanwezig is, waar ik de materie niet kan scheppen -, als ik dan met dit vorm-materie-ik daar binnen ga, overbrug ik daar ook de afgrond. Nu zijn we in het gebied van de wezens van de tweede Hiërarchie. Het is niet de op zich staande gedachte, ook niet het op zich staande ik, maar nu zijn ik, denkend ik, en gedachte één en hetzelfde.’ 

Dat is een geweldig perspectief, maar hoe moeten we dat nu sterk maken? Dat oefenen we in een juist uitgevoerde meditatie. Rudolf Steiner geeft hiervan in het genoemde autoreferaat een heel exacte beschrijving, waarover Mieke Mosmuller zegt: 

‘Dit is een beschrijving van de meditatie, die eigenlijk een bijna onhoudbaar enthousiasme zou moeten oproepen. Want hier geeft Rudolf Steiner een handleiding waarmee je uit het gewone bewustzijn onmiddellijk in een bovenzinnelijk bewustzijn kunt binnenkomen. En als het slechts een seconde standhoudt – het gaat er niet om dat het een half uur kan duren, een seconde is ook al bemerkbaar. Daar heb je al, als je jezelf opmerkzaam kunt waarnemen, een ervaring die je anders in je hele leven nooit zou hebben, namelijk de onmiddellijke ervaring van het bovenzinnelijke van het reine denken. Het is dus geheel in onze nabijheid. Het is zo nabij dat wij er voortdurend overheen grijpen. Als we menen dat we achter de zintuigelijke waarneming de geest zouden kunnen vinden, zoeken wij verkeerd, want de geest leeft erin, en wij zijn het zelf, deze geest.’ 

En aan de hand van die exacte aanwijzingen volgen dan vele oefeningen waarin van ieder engelenkoor van de tweede Hiërarchie twee eigenschappen belicht worden en er geoefend wordt om de werkzaamheid van de betreffende engelen gewaar te leren worden. 

8321CE0E-3073-4819-A37A-136D789DFDB9_4_5005_c

De wezens van de tweede Hiërarchie hebben steeds de opgave, geest en ziel met het lichamelijke te verbinden. Prachtige meditaties geeft Mieke Mosmuller om hier nader toe te komen, en ze vuurt ons aan om ons hierbij intens in te zetten: 

‘En dat is de meditatie, dat dezelfde levendigheid eveneens bij het mediteren komt, dus niet dit slappe, ongeïnteresseerde, moeitevolle proberen om je te concentreren, maar een vreugdevolle, geïnteresseerde, wakkere, waarnemingsachtige denkactiviteit.’ 

Deze vreugdevolle, wakkere waarnemingsachtige denkactiviteit wordt tijdens een seminar ook aangesproken door de eurythmie. 

‘Wanneer we dan eurythmie bekijken, zien we met de ogen, en als de denkende geest in de waarneming een beetje bewustzijn heeft, gaat deze denkactiviteit, deze aanschouwende denkactiviteit, met datgene wat we aanschouwen mee – en dan hebben we nog een veel geweldigere waarneming van deze etherische denkbewegingen. Deze kunnen we ook denkend bereiken, maar daar moet je het denken werkelijk heel sterk in stroming kunnen brengen, zo dat het werkelijk een vormend denken wordt, wat dan in zichzelf weer een overeenkomst met de eurythmie heeft, zoals wij haar kunnen aanschouwen.’ 

6CC3F3AE-D03E-4C35-BED7-1D6E280EBDF7_1
Raphaela Kühne en Ruth Franssen, eurythmie. 

Als laatste wil ik enkele regels citeren uit het gedicht dat Mieke Mosmuller noemt: ‘Een gedicht over de tweede Hierarchie’. Het gedicht is van J.W. von Goethe, een kunstenaar die een echte meester was in het aanschouwen en in het met woorden schilderen van levendige beelden. Het gedicht heet ‘Die Metamorphose der Planzen (De metamorfose van de planten)’ - alles in dit gedicht is steeds ‘in wording’. 

739DE570-FBC6-46D7-BDC7-2BA1C7C1220D

Het gedicht begint ermee, dat Goethe zijn geliefde in de geest aan de hand neemt om haar ook te leren lezen in het boek der natuur. Goethe geeft haar de raad : ‘Werdend betrachte sie nun’ –‘Beschouw haar nu wordend.’ Alleen als zij mee-leeft, mee-beweegt met wat in de natuur groeit, zal ze het geheim leren kennen. Zo schildert hij haar hoe de plant uit het zaad ontkiemt, groeit, bloeit, vrucht draagt. Die metamorfose leert hij haar ook te zien in de dierenwereld – en uiteindelijk in het zielenleven van de mens, waarbij het liefdespaar de hogere wereld vindt. 

(...) damit in harmonischem Anschaun 

Sich verbinde das Paar, finde die höhere Welt.’ 

(...) zodat in harmonisch aanschouwen
Het paar zich verbinde, vinde de hogere wereld.’ 

__________________

1 Mieke Mosmuller. Over de Hiërarchieën de engelen. De derde Hiërarchie. Occident 2018.
2 Mieke Mosmuller. Über die Hierarchien der Engel. Die zweite Hierarchie. Occident 2018. Alle in dit artikel cursief geschreven alinea’s zijn vertaalde citaten uit dit boek. 

3 Mieke Mosmuller. De wijsheid is een vrouw. Occident 2002