Wezen en toekomst van de mens in de fresco’s van het klooster Marienberg - Deel 2
20-03-2018 Artikel van Kurt HoferIn het vorige nummer werd verteld hoe de cyclus van de fresco’s in de crypte van het klooster Marienberg in Zuid-Tirol uit de 12de eeuw in fascinerende eenvoud, helderheid en precisie de ontwikkeling van de mens in verhouding tot de engelenwereld, tot de getallen en tot de kleuren laat zien. De onbekende schepper van een unieke beeldenwereld laat de beschouwer in de fresco’s een inwijdingsweten over de goddelijke wereld en een toekomst zonder scheiding tussen hemel en aarde ten deel vallen: Wat de mensen nog onthouden bleef, zal de toekomstige mens geschonken zijn: Christus te schouwen.
In het tweede deel moet nu beschreven worden van welke attributen de schilder de ontwikkelingsweg naar de toekomstige mens voorziet. Om deze in hun diepe symboliek te begrijpen zal in het vervolg weer het kleine geschrift “Menschenweg und Engelwelt†van Mechthild Clauss1 onontbeerlijke diensten verlenen. Bovendien zal door middel van citaten die zonder commentaar in de tekst zijn ingevoegd en uit het boek “Uit hemelhoogten†van Mieke Mosmuller2 afkomstig zijn, de duidelijke betrekking tussen de voorstellingen van de fresco’s en de moderne scholingsweg tot het bereiken van het levende denken aangeduid worden.
Afbeelding 1: Crypte van klooster Marienberg met de cyclus van de fresco’s; blikrichting zuid.
Uiterlijke ruimte en innerlijke ruimte
Zoals vermeld is boven het altaar van de apsis Christus als wereldheerser afgebeeld, zoals Hij, door een mandorla omhuld, op de hemeltroon zit en zijn voeten op het aarderond steunt. De apsis is eigenlijk ook de ruimte van de Zoon. Samen met het in westelijke richting aangrenzende middelste draaggewelf vormt deze de binnenste ruimte van de crypte en tegelijkertijd het centrum daarvan. Omhuld door de Zoon en de hemelse heerscharen van de onzichtbare Vader, waant de bezoeker, die hier de blik omhoog richt zich onverwacht in de geestelijke wereld.
“Je kunt dus zeggen dat de inhoud van je gedachten, voor zover dat zuivere, goede, juiste gedachten zijn, de engelen zijn, dat de activiteit van het denken de aartsengelen zijn en de activiteit van de herinnering de Archai zijn. Die moet je dan eigenlijk bezig voelen, zien, schouwen. Dan dus niet als een schilderij, of als een film, maar als iets wat wezenlijk is. Je bent opgebouwd daaruit. Dat ben jij!†M.M., blz. 110)
Opstandingskracht op het kruispunt van ontwikkeling en deugd
De ruimte van de Vader gaat naar het noorden en het zuiden open naar een gang. Daarmee wordt de crypte ruimtelijk tot een kruis, dat ook in de fresco’s wordt aangetroffen. De as van oost naar west wordt door de twee aartsengelen Gabriël en Michael omsloten. Clauss (blz. 37) spreekt daarom van een ontwikkelingsas: “Bedenkt men dat Gabriël aan het begin van het leven is geplaatst en Michael aan het levenseinde, dan moet men de door de twee aartsengelen gevormde as als ontwikkelingsas beschouwen. Deze werd door de menswording en de verlossingsdaad van de Zoon Gods in de schepping ingetekend.â€
De as van noord naar zuid wordt eveneens door twee aartsengelen omsloten. Volgens Clauss gaat het daarbij om Raphael als genezer en dienaar van de naastenliefde en om Uriël, de waarheidszoeker in de liefde voor God. Met deze eigenschappen vormen die twee zoals de auteur het begrijpt de “as der deugden†(ibid.).
De nieuwe mens, die als toekomstige tiende hiërarchie uit de oergrond van de schepping groeit, zo suggereert de ordening van de frescoafbeeldingen, verrijst op het kruispunt van ontwikkeling en deugd. Hier ontstaat de heilige omvormingskracht die alles nieuw maakt. Daarover Clauss (blz. 37): “Ontwikkeling heeft krachten nodig. Voorgesteld worden deze in de symbolen van de ontwikkelingsas en de as van de deugd. Wijst de eerste op de door God bestierde heilsontwikkeling, zo toont de laatste dat de mens aan de heilsontwikkeling kan bijdragen – door goddelijke krachten die tot deugdkrachten worden wanneer de aardeburger die oppakt en zich eigen maakt.â€
De driegedeelde overwinningsbanier
“Maar in het doorwilde denken ben je in het gebied van de derde Hiërarchie. Dan ben je één met ze. De engelen zijn dan in de zintuigindrukken werkzaam, de aartsengelen in de denkkracht en de Archai in de herinneringsvorming. Als je dat met wil kunt voltrekken, ben je bij de derde Hiërarchie. Het tussengebied, waar het voelen zich bevindt, daar moet je leren om dat dromende gevoelsgebied waar je niet helemaal in slaap bent, maar ook niet helemaal wakker, om dat gebied te bedenken. Maar met wat je dan ontwikkeld hebt, namelijk een doorwild denken en een bedacht voelen, duik je als het ware onder in de wilswereld. Dan draag je vanuit het hoofd het denkwezen in het wilswezen binnen, en dan wordt gezegd: dan leef je in de deugd. Die beweging is de deugd. Dat is het volkomen bewuste, doorwilde denken dat teruggevoerd wordt in het wilsgebied, in de handeling. Dat is de deugd. Dus dat is de algemene karakteristiek, zou je kunnen zeggen, van de deugd. Alle handelingen, en alle innerlijke eigenschappen die in de handeling tot uiting komen, die in dat kader gedacht kunnen worden, zouden dan deugden zijn. Dan hoef je niet meer te zeggen: het zijn er twaalf, of het zijn er vier, of in die tijd waren het die of die deugden. Het geldt alleen als het het doorwilde denken is, dat met het bedachte gevoel in de wil wordt teruggeleid.†(M.M., blz. 58)
Een raadselachtig detail bevindt zich in de afbeelding in samenhang met de aartsengel Gabriël. Aan de rechterkant van de archangelos ziet men een brede witte band naar beneden hangen, die naar onderen aansluitend aan een blauwe dwarsband in drieën gedeeld is. Voor Clauss (blz. 37) gaat het bij het overeenkomende relict om een attribuut van de Verlosser in de vorm van een “uit drie linten bestaande overwinningsbanierâ€. Gaan we er van uit dat de witte banden, die reeds vermeld werden en in de cyclus van de fresco’s meerdere malen voorkomen, voor het zuivere levende denken staan, dan zou gepostuleerd kunnen worden dat de driedeling als het ware de drievoudige overwinning betekent die bereikt moet worden: De “verlossing†van het zintuiggebonden denken, voelen en willen.
Afbeelding 2: Aartsengel Gabriël met in drieën gedeelde overwinningsbanier.
Oproep tot individuele ontwikkeling
Het middelste draaggewelf wordt naar het westen door een eveneens beschilderde wand afgesloten. Hier gaat de blik van de bezoeker in horizontale richting. Hij kijkt een open gebouw in vergelijkbaar met een tempel die door drie zuilen gesteund wordt. Edelstenen omgeven het dak van het gebouw als een parelketting. Tussen de zuilen staan telkens drie engelgestalten die door middel van een golvende witte band verbonden zijn. Met diep ernstige blik kijken zij in de richting van de Wereldheerser, terwijl de beschouwer daar tussen staat en zich aan de persoonlijke ontroering door het voorgestelde nauwelijks kan onttrekken.
Rechts en links buiten het gebouw zitten geestelijke waardigheidsbekleders. Ook zij dragen witte banden over de handen gelegd. Het hoofd licht zijwaarts geneigd hebben zij de blik naar binnen gericht. Gaat hier een oproep uit naar de beschouwer tot individuele ontwikkeling?
Voor Clauss (blz. 49) staat de westelijke wand – na de Zoon in de apsis en de Vader in het middengewelf – voor de Heilige Geest. Door zijn werk zullen de krachten van de mens gewekt worden, zodat deze tenslotte tot bruid wordt en aan de bouw van de hemelstad meewerkt, zoals het voor hem bestemd is volgens de Openbaring van Johannes. De westelijke wand toont dan ook de onvoltooide bouw van het hemelse Jeruzalem en de haar omkransende edelstenen staan voor de zuivere krachten die de bouw kunnen voltooien: “De mens is medebetrokken bij het ontstaan van het hemelse Jeruzalem! Niet uit eigen krachten bouwt hij. Goddelijke krachten – door de mens aangevat en tot deugdkrachten gevormd – banen de weg, die door het werk van de Heilige Geest naar de nieuwe mens voert.†Clauss (blz. 42).
Afbeelding 3: De waarschijnlijk aan de Heilige Geest toegedachte westelijke wand van de crypte.
Als moderne mensen kunnen wij de oproep op een manier volgen zoals ten tijde van het ontstaan van de fresco’s nog niet mogelijk was.
“− zo krijg je nu, doordat het ik substantie krijgt, tegelijkertijd, dat de vorm ook materie wordt, maar geen stoffelijke materie, maar geestmaterie.†(M.M. blz. 122)
1 Mechthild Clauss (2007): Menschenweg und Engelwelt. Die Kryptenfresken von Kloster Marienberg. St.Ottilien: EOS Verlag
2 Mieke Mosmuller (2016): Uit Hemelhoogten. De Engelhiërarchieën en de mens. Baarle Nassau: Uitgeverij Occident